home

Verspreiding van sieralgen, Alfred S. van Geest

Als student Biologie aan de Universiteit van Amsterdam heb ik voor het eerst kennis gemaakt met sieralgen via een stage bij Peter Coesel in 1984. Na mijn studie ben ik een andere weg ingeslagen en in de automatisering terecht gekomen. Zo af en toe wakkerde de oude liefde aan, maar pas twintig jaar later kocht ik een microscoop en sloot mij aan bij Peter’s sieralgenclub. In mijn kast stonden nog monsters die ik in 1989 in Canada had verzameld en na een paar bekeken te hebben viel mij de enorme soortenrijkdom op, in vergelijking tot de Nederlandse monsters die ik tijdens mijn stage had bewerkt. Hoe komt het dat monsters uit een gebied dat slechts vier maanden van het jaar vorstvrij is, vele malen soortenrijker is dan die uit gematigder streken in Europa? Ik vroeg mij af hoe de situatie in andere delen van de aarde zou zijn, in het bijzonder in de tropen. Er is een regel die zegt dat van de polen naar de tropen toe de soortenrijkdom toeneemt. Zouden monsters uit bijvoorbeeld tropisch Afrika kunnen concurreren met mijn Canadamonsters?

In 2001 was ik in Madagaskar om een zonsverduistering mee te maken. Lukraak heb ik daar een paar monsters verzameld die eenmaal thuis bekeken voor een teleurstelling zorgde: slechts weinig soorten zaten in mijn monsters. Had ik verkeerd gemonsterd of kwam het omdat Madagaskar een eiland was? Later vertelde Peter mij dat hij het jaar daarvoor ook op Madagaskar was geweest en hij had veel meer soorten gevonden, maar constateerde wel dat op het eiland nauwelijks endemen in de sieralgenflora voorkwamen. Dat is opmerkelijk omdat Madagaskar daar zo beroemd om is. De meerderheid van de planten- en diersoorten komen alleen op dat eiland voor.


© Alfred van Geest

Spinoclosterium cuspidatum heeft een kosmopolitische verspreiding, maar is nog nooit in Europa gevonden. Dit exemplaar komt uit Canada (gefixeerd exemplaar)

De verspreiding van sieralgen blijkt gecompliceerd (*) en de kennis die in de eeuwen verzameld is over verspreiding van de hogere planten blijkt weinig houvast te geven. Want wat is er over de verspreiding van planten en dieren bekend? De evolutietheorie verklaart hoe een soort in de loop van de tijd verandert in een nieuwe soort, maar niet waarom er zoveel planten- en diersoorten samen op onze planeet naast elkaar voorkomen. Waarom zijn er zo’n 3000 sieralgensoorten, en niet 30.000 of maar 300? De enige theorie die tot nu toe een bevredigende verklaring geeft, is die waar verondersteld wordt dat populaties van een soort door ruimtelijke (geografische) barrières gescheiden worden en door het toevalsmechanisme verschillende evolutielijnen gaan doorlopen. Duurt deze scheiding lang genoeg en komen deze populaties door het opheffen van deze barrières weer bij elkaar, dan kunnen de verschillen dermate groot zijn dat individuen van de verschillende populaties niet meer met elkaar kruisen en zodoende dus als verschillende (nauwverwante) soorten naast elkaar kunnen blijven leven.

 

Maar hoe zit het met micro-organismen? Voor hen bestaan er nauwelijks barrières, want ze zijn zo licht dat ze makkelijk door luchtstromen verplaatst kunnen worden of door trekkende vogels mee kunnen liften naar andere continenten. Kortom, voor hen zouden barrières niet bestaan. Om dit op te helderen is een betere kennis van de verspreiding van sieralgen noodzakelijk. Omdat het niet in het vermogen ligt van iemand om dit in zijn korte leven te realiseren, ben ik mij gaan afvragen hoe ik het beste mijn steentje kon bijdragen. In Canada en Europa had ik al het één en ander verzameld en mijn volgende keuze viel op Afrika. Door storingen in de passaatwinden reiken luchtstromen regelmatig tot in Europa en beide gebieden zijn verbonden door meerdere vogeltrekroutes. Zou er een verband zijn tussen beide flora’s?


© Alfred van Geest

Euastrum subhypochondrum, verzameld in Botswana, is oorspronkelijk alleen bekend van Afrika, maar is inmiddels ook daarbuiten gevonden.

Inmiddels zijn Peter en ik monsters aan het bekijken die we in de Okavango Delta in Botswana hebben verzameld. De Okavango Delta is niet de topplek die we hoopte te vinden, maar het gebied ligt dan ook aan de rand van het tropische gebied. Asymmetrische vormen, zeldzaam bij sieralgen, zoals Allorgeia incredibilis en Micrasterias sudanensis hebben we niet gevonden, maar wel een zeer rijke Euastrum-flora en nieuwe nog niet eerder beschreven soorten. In de monsters vonden we ook soorten die tot nu toe niet op andere continenten zijn gevonden en dus typisch Afrikaans genoemd kunnen worden. Of dat echt zo is zal onderzoek moeten uitwijzen. Het zou best mogelijk kunnen zijn dat ze op andere continenten over het hoofd zijn gezien, maar misschien kunnen sieralgensoorten ook geïsoleerd voorkomen en zodoende onafhankelijke evolutielijnen volgen.

 

Tegenwoordig is de mogelijkheid om vrij gemakkelijk elk gebied van onze planeet te bereiken en door alleen de (potentiële) topplekken uit te kiezen, hoop ik snel resultaten te kunnen boeken.

 

(*) referenties:

 

P.F.M. Coesel, S.R. DUQUE & G. ARANGO, 1988. Distributional patterns in some neotropical desmid species (Algae, Chlorophyta) in relation to migratory bird routes. Rev. Hydrobiol. trop.  21: 197-205.

 

P.F.M. Coesel 1996. Biogeography of desmids. Hydrobiologia 336: 41-53.

 

P.F.M. Coesel 1998. Desmids from mountain pools in Sierra de Gredos (Central Spain), biogeographical aspects.  Biologia (Bratislava) 53: 437-443.