Bijgaande tabel 1 (soorten) is een integratie van determinatielijsten opgemaakt door Marien van Westen, Koos Meesters en ondergetekende, aangevuld met waarnemingen gedaan tijdens de microscopiseerdag bij de Waterdienst (Lelystad). Dubieuze waarnemingen zijn niet opgenomen. De locaties zijn opgevoerd in volgorde van bemonstering. GPS-coördinaten, pH en EGV zijn ter plekke in het veld bepaald.

De toegepaste abundantiecode bij het microscopisch onderzoek:
3 = bij vergroting van 100x in elk beeldveld aanwezig,
2 = niet in elk beeldveld, maar wel in elk preparaat met meer dan één exemplaar aanwezig,
1 = slechts incidenteel waargenomen.
0 = slechts dode cel(len) waargenomen
Bij soorten die sporulerend zijn aangetroffen gaat het abundantiecijfer vergezeld van de aanduiding '+ sp.'

In tabel 2 (natuurwaarden) worden voor de onderscheidene monsterlocaties de sieralg-gerelateerde milieu-indicaties en natuurwaarden gegeven volgens de criteria verstrekt in de flora van Coesel & Meesters (2007) en berekend met behulp van een databaseprogramma ontwikkeld door Marien van Westen (die ook de monsterlocaties situeerde in het meegestuurde Google Earth-kaartje).

(terug)

Globale beschrijving van het gebied

Het Winkelsven is één van de Oisterwijkse vennen die in de eerste helft van de twintigste eeuw beroemd waren om hun grote sieralgenrijkdom. Evenals in de meeste andere vennen in dit gebied liep deze rijkdom vanaf het midden van de vorige eeuw sterk terug als gevolg van (aanvankelijk) eutrofiëring en (later) verzuring. Een vijftal jaren geleden werd het Winkelsven uitgebaggerd en voorzien van een inlaat met bebufferd water. Sindsdien zijn tal van ecologisch kritische water- en oeverplanten, kenmerkend voor een (matig) voedselarm milieu teruggekeerd (zie bijgaande terreinbeschrijving van Bart van Tooren). Het nabijgelegen Banisveld betreft een voormalig landbouwgebied waarvan de voedselrijke bovenlaag zo’n 15 jaar geleden werd afgegraven. Ook hier heeft zich sindsdien een aantal zeldzame, ecologisch kieskeurige plantensoorten gevestigd. In de nattere delen van het gebied zijn enkele permanent waterhoudende poeltjes te vinden.

(terug)

Toelichting van Bart van Tooren op excursieterreinen Winkelsven en Banisveld (juni 2013)

Het aan de zuidzijde van de Kampina gelegen Winkelsven is zeer afwijkend van de overige vennen in de Kampina. Het werd vroeger van bufferstoffen voorzien door regelmatige inundatie vanuit de Beerze. Tot de vele bijzondere soorten in het ven behoorde toen o.a. Moerassmele maar ook was bijvoorbeeld een veld galigaan aanwezig.
Toen de Beerze te vervuild raakte werd in 1961 besloten tot aanleg van dammetjes rond het ven om verdere inundatie te verhinderen. Dat lukte maar leidde tevens tot verzuring. Wel konden soorten als Oeverkruid zich nog handhaven. Het ven groeide geleidelijk dicht met o.a. wilgen maar ook ging er veel veenmos groeien.
In de winter 2006/2007 werd besloten het ven weer van gebufferd water te voorzien. Omdat de Beerze nog te voedselrijk was werd spoelwater ingelaten van een nabij gevestigde waterzuiveringsinstallatie. Tevens werd het gehele ven gebaggerd en van wilgenopslag ontdaan. Het resultaat was heel goed. Momenteel komen er tenminste 20 Rode Lijst soorten hogere planten voor waaronder weer Moerassmele, Klein blaasjeskruid, Oeverkruid, Stijve waterweegbree, Ondergedoken moerasscherm etc. Het ven is zeer gevarieerd, met zuurdere delen maar nabij de inlaat van het spoelwater zijn ook fonteinkruiden en kranswieren te vinden (zie laatste nummer van Gorteria voor een hier in 2010 aangetroffen nieuw soort kranswier voor Nederland).
Sinds 2007 zijn hier door Bart van Tooren tot nu toe een kleine 100 soorten sieralgen aangetroffen. Eveneens aan de zuidzijde van de Kampina is gedurende de afgelopen 15 jaar veel landbouwgrond van de voedselrijke bovenlaag ontdaan. Deze natuurontwikkelingslocatie, het Banisveld genoemd, heeft geleid tot natte tot droge heideachtige vegetaties. De grond is plaatselijk wat lemig. Er hebben zich plaatselijk veel bijzondere plantensoorten gevestigd, waaronder bijv. Teer guichelheil. In dit gebied bevinden zich her en der permanente waterhoudende poeltjes terwijl er ook wat efemere natte plaatsen zijn te vinden. Er is hier nog nooit naar sieralgen gekeken en gezien het (zwak) gebufferde milieu zijn verrassingen niet uitgesloten.

(terug)

Korte omschrijving van de monsterlocaties

Punt 1
Winkelsven, ZW-hoek, dicht begroeid met Hypericum elodes en Eleocharis palustris, lokaal ook Nitella translucens. Aan oever o.a. Ranunculus flammula, Hydrocotyle vulgaris, Iris pseudacorus, Phragmites australis en Typha angustifolia. EGV 60 µS, pH 7,3.
Punt 2
Winkelsven, even ten noorden van punt 1. Ondiep slenkje op de oever met veel slijmerig substraat (o.a. Drepanocladus exannulatus). Begeleidende soorten o.a. Eleocharis palustris, Hydrocotyle vulgaris, Galium palustre, Drosera intermedia, Veronica scutellata en Lycopus europaeus. EGV 32 µS, pH 6,0.
Punt 3
Winkelsven, even ten noorden van punt 2. Iets diepere poel op oever, met veel Potamogeton natans. Aan de randen o.a. Apium inundatum, Hypericum elodes en Eleocharis. EGV 36 µS, pH 6,7.
Punt 4
Winkelsven, verder noordwaarts. Rand van het eigenlijke ven, met veel dode, slijmerige stengels van Eleocharis. Ook hier begeleiding met o.a. Hypericum elodes en Apium inundatum. EGV 38 µm, pH 7,0.
Punt 5
Winkelsven, NO-hoek, met o.a. Sphagnum denticulatum en Utricularia minor. Op oever veel Myrica gale. EGV 40 µS, pH 7,1.
Punt 6
Banisveld, vennetje met Nymphaea alba en Potamogeton natans. Voorts veel Eleocharis multicaulis, Eleocharis palustris en Drepanocladus exannulatus. Op lemige oever o.a. Drosera intermedia en Lycopodium inundatum. EGV 13 µS. pH 6,6.
Punt 7
Banisveld, drassige plek met veel schuimige drab. Begeleiders o.a. Eleocharis spp, Hypericum elodes, Juncus bulbosus. Aan oever Peplis portula en Pilularia globulifera. EGV 22 µS. pH 7,2
Punt 8
qua vegetatie minder interessant ogende, wat diepere poel. EGV 23 µS, pH 6,1.

(terug)

Evaluatie

De sieralgflora zoals in Winkelsven en Banisveld aangetroffen, is kenmerkend voor zwak zure, mesotrofe wateren. Dit is in overeenstemming met indicaties uitgaande van de aldaar aanwezige hogere planten en illustreert het succes van de getroffen beheersmaatregelen. Met een totaal van zo’n 120 soorten, waaronder een tiental uit de Rode Lijst, plaatst het complex van Winkelsven en Banisveld zich onder de rijkste sieralgregio’s in Nederland. Niet verbazend in dit verband is op veel van de bemonsterde locaties een sieralg-gerelateerde natuurwaarde van 10 kon worden gescoord.

Opvallend was wel de relatieve armoede aan grootcellige vormen, zowel wat betreft het aantal taxa als het antal individuen. Zo werden nauwelijks vertegenwoordigers van het genus Micrasterias aangetroffen. Mogelijk hangt dit samen met het betrekkelijk jonge ontwikkelingsstadium van de locaties in kwestie.

Onderlinge vergelijking van Winkelsven en Banisveld geeft geen grote verschillen te zien. Wel werden er in het Banisveld minder Cosmarium-soorten gevonden, mogelijk samenhangend met een wat lagere trofiegraad (zie de corresponderende EGV-waarden).

Als bijzondere (zeldzame) soorten kunnen worden aangemerkt: Cosmocladium saxonicum, Cosmocladium perissum, Xanthidium bifidum en Gonatozygon aculeatum.

Opvallend was het grote aantal sporulerende soorten: Hyalotheca dissiliens, Teilingia granulata, Actinotaenium diplosporum, Actinotaenium didymocarpum, Penium exiguum, Closterium calosporum, Closterium gracile, Closterium kuetzingii, Euastrum pectinatum, Cosmarium contractum, Cosmarium margaritiferum, Cosmarium portianum, Micrasterias papillifera, Pleurotaenium ehrenbergii, Staurodesmus cuspidatus, Staurodesmus glaber, Staurodesmus pterosporus, Staurastrum brachiatum, Staurastrum teliferum, Xanthidium bifidum, Xanthidium antilopaeum var. antilopaeum, Cosmarium difficile, Cosmarium medioretusum en Cosmarium cf jugatum.
Van de 5 laatstgenoemde taxa waren vanuit Nederland geen zygosporen bekend. Kennelijk waren de voorafgaande milieucondities gunstig voor sexuele voortplanting. In dit verband is ook de vondst van sporulerende Debarya glyptosperma vermeldenswaard. Deze zygnematale draadalg was tot voor kort slechts fossiel uit Nederland bekend. In niet-conjugerende toestand is ze niet of nauwelijks van het genus Mougeotia te onderscheiden; de zygosporen zijn echter zeer karakteristiek. Op punt 5 werden conjugatiestadia met zygosporen vrij regelmatig aangetroffen.

(terug)

Taxonomische aantekeningen

Closterium gracile: vanuit de literatuur zijn twee zygosporetypen bekend — een afgerond type en een met doornachtige uitsteeksels in de lege gametangiumcellen — vermoedelijk betrekking hebbend op twee verschillende taxa. Op de excursie werd het afgeronde type gevonden.

Staurastrum brachiatum, ook van deze soort zijn twee sporetypen bekend: een afgerond type en een met uitstekende doorns in de lege gametangiumcellen. Op de excursie werd het laatstgenoemde type waargenomen.

Staurodesmus pterosporus: volgens de Lowlands flora zou het voorkomen van biradiate cellen van deze soort niet geheel zeker zijn. De aanhangende semicellen op de zygosporen van Std. pterosporus zoals op de excursie aangetroffen waren echter alle biradiaat.

Closterium cf juncidum: het desbetreffende taxon hield het midden tussen Cl. juncidum en bepaalde vormen van Closterium angustatum. De streping zou te grof (namelijk rib-achtig) zijn voor Cl. juncidum, maar de dicht opeen voor Cl. angustatum.

Cosmarium cf jugatum: door Marien werd een sporulerende kleincellige gladwand Cosmarium gevonden (en gefotografeerd). De sporen lijken sprekend op de van C. jugatum (zoals afgebeeld in de Lowlands flora), maar de vegetatieve cellen zijn duidelijk langer dan breed, met een iets convexe i.p.v. concave apex.

P.F.M. Coesel
Amsterdam, 1 juli 2013