Bijgaande tabel is een integratie van determinatielijsten opgemaakt door Koos Meesters, Henk Schulp, Marien van Westen en ondergetekende. Bij uiteenlopende abundantiecijfers is de hoogste waarneming vermeld. Soorten die slechts incidenteel zijn waargenomen en waarvan de determinatie niet zeker is, zijn weggelaten. De locaties zijn opgevoerd in volgorde van bemonstering. De Amersfoortcoördinaten zijn met GPS bepaald door Ton Joosten. De vermelde waarden voor EGV (electrisch geleidingsvermogen) zijn in het veld bepaald door Koos Meesters.

opmerkingen:

De toegepaste abundantiecode bij het microscopisch onderzoek:

3 = bij vergroting van 100x in elk beeldveld aanwezig,
2 = niet in elk beeldveld, maar wel in elk preparaat met meer dan één exemplaar aanwezig,
1 = slechts incidenteel waargenomen.
0 = slechts dode cel(len) waargenomen
Bij soorten die sporulerend zijn aangetroffen gaat het abundantiecijfer vergezeld van de aanduiding '+ sp.'


(terug)

Greveschutven
Het Greveschutven is gelegen in een van nature voedselarm bos- en heidegebied, maar wordt vanuit het westen geïnfiltreerd door voedselrijk water afkomstig uit de Tongelreep. Als gevolg hiervan wordt het ven omzoomd door een dichte rietkraag. Daar waar verwacht mocht worden dat de invloed van het eutrofe Tongelreepwater het geringst is, namelijk aan de oost-oever, werden enkele monsters genomen. De monsterlocaties (zie voor precieze punten de coördinaten in de tabel) kunnen in het kort als volgt gekarakteriseerd worden:

monsternummer 1:
  1. Rand van open water, in dichte rietkraag. Knijpsel van submers Bronmos (Fontinalis).
  2. Ondiepe poeltjes in de directe nabijheid van het ven, blijkens de macrofytenvegetatie (o.a. Beenbreek, Bruine snavelbies), niet meer onder invloed van het voedselrijke Tongelreepwater. Knijpsel van submers Veenmos en Klein blaasjeskruid.
  3. Natte, overwegend kale bodem van afgeplagde heide nabij 1b. Persmonster uit algenovertrek.

(terug)

Ronde Vlaas

Vennetje langs de weg Leende — Valkenswaard, met een trilveenverlandingszone. Blijkens de macrofytenvegetatie (o.a. met Waterdrieblad, Wateraardbei, Snavelzegge, Veenpluis, Loos Blaasjeskruid, Duizendknoopfonteinkruid, Veldrus) is het milieu te karakteriseren als oligo-mesotroof. Monsterlocaties (zie ook coördinaten in tabel):

monsternummer 2:
  1. Trilveenzone in zuid-oosthoek. Knijpsel submers Veenmos.
  2. Grenzend aan 2a: randzone open water. Knijpsel Loos blaasjeskruid.
  3. Trilveenzone in zuidwesthoek. Knijpsel Klein blaasjeskruid.
  4. Trilveenzone aan westzijde. Knijpsel Moerashertshooi en Duizendknoopfonteinkruid.

(terug)

Visvijvers

Reeks visvijvers ten westen van het landgoed Valkenhorst. De vijvers, die in verbinding staan met de Tongelreep, zijn in de tweede helft van de vorige eeuw ten behoeve van de viskweek bekalkt en sterk bemest. Pas enkele jaren geleden kwamen deze vijvers in beheer bij het Brabants Landschap, waarna ze werden opgeschoond in de verwachting de natuurwaarden van deze sterk verlande en ge-eutrofieerde vijvers te kunnen verhogen. Monsterlocaties (zie ook coördinaten in tabel):

monsternummer 3:
  1. Vijver nabij woonhuis. Water troebel en bedekt met drijvende flabvelden (draadalgen). Planktonnetmonster plus knijpsel flab (FLoating Algae Beds).
  2. Vijver direct N van 3a. Water helderder en met dichte vegetaties van Aarvederkruid, Waterranonkel en Tenger fornteinkruid. Planktonnetmonster plus knijpsel waterplanten.
  3. Grote vijver nog meer naar het noorden, vergelijkbaar met 3b maar met meer open water. Planktonnetmonster. Planktonnetmonster plus knijpsel waterplanten.
  4. Meest noordelijke vijver van bemonsterde reeks, met vegetaties van o.a. Waterranonkel en Ongelijkbladig fonteinkruid. Planktonnetmonster plus knijpsel waterplanten.

(terug)

Evaluatie

Greveschutven

Bij vergelijking van de soortenbestanden in de tabel blijkt een grote overeenkomst tussen het Greveschutven (monster 1a) en de visvijvers (3a-d). De sieralgenflora geeft dus geen indicatie van een afname in alkaliniteit en nutrientenconcentraties op de route visvijvers —> Greveschutven. In feite is het Greveschutven als oorspronkelijk voedselarm heideven voor sieralgen thans weinig interessant. De bemonsterde zure, oligotrofe randpoeltjes (1b) bevatten daarentegen nog wel karakteristieke soorten. Al is de berekende sieralg-gerelateerde natuurwaarde (6) op deze plek niet hoog, soorten als Staurastrum simonyi en Euastrum humerosum zijn toch bepaald niet algemeen. Monster 1c, genomen op een ten tijde van de bemonstering drassige maar waarschijnlijk periodiek uitdrogende heidebodem bevat, zoals te verwachten, slechts weinig soorten, met name uit de geslachten Mesotaenium, Cylindrocystis, Actinotaenium en Tetmemorus, soorten die periodieke uitdroging goed kunnen doorstaan.

(terug)

Ronde Vlaas

De berekende, maximale natuurwaarde van 10 en de presentie van zeven Rode-Lijstsoorten geeft al aan dat het hier een voor Nederlandse begrippen uitzonderlijk rijke locatie betreft. De meest bijzondere soorten vanuit dit oligo-mesotrofe trilveenmilieu zijn wellicht Actinotaenium cucurbitinum, Cosmarium pseudoconnatum, Xanthidium armatum, Staurodesmus connatus, Cosmarium nymannianum en de nominate varieteit van Closterium closterioides, maar ook de vlaggeschipsoorten Desmidium grevillei (zeer algemeen aanwezig!) en Micrasterias fimbriata zijn in hoge mate veantwoordelijk voor de hoge natuurwaarde van deze locatie.

(terug)

Visvijvers

Het water van de visvijvers kan gekarakteriseerd worden als alkalisch (pH-metingen ter plekke, hoewel misschien niet erg betrouwbaar, gaven waarden aan van ver boven 8) en, op basis van de waardes voor het electrisch geleidingsvermogen en de aanwezige macrofytenvegetatie, als meso-eutroof. De aangetroffen sieralgbestanden zijn hiermee in overeenstemming. Een duidelijke gradient van afnemende trofiegraad in de richting van monster 3a (relatief grote invloed water Tongelreep) naar 3d (relatief kleine invloed) kon niet worden aangetoond. Monster 3b springt er in positieve zin uit, wellicht vanwege de aanwezigheid van grote, dichte velden ondergedoken waterplanten die een voor sieralgen gunstig substraat vormen. Soorten als Cosmarium turpinii, Cosmarium protractum, Staurastrum lapponicum en Staurastrum crassangulatum gelden als doelsoorten voor een dergelijk watertype, en de berekende sieralg-gerelateerde natuurwaarde van 9 (voor de visvijvers als geheel) is hiermee in overeenstemming.

(terug)

Taxonomische notities

Van Netrium digitus werden in de Ronde Vlaas verschillende morphae aangetroffen, wellicht als verschillende varieteiten of zelfs soorten te karakteriseren. Van Euastrum humerosum werd vooral de var. affine gevonden, maar ook overgangen naar de nominate varieteit. Onderscheid tussen Closterium striolatum en Cl. intermedium was vaak zo twijfelachtig dat gemakshalve alleen Closterium striolatum is vermeld. De (door Ton Joosten) gevonden zygosporen van Staurastrum brachiatum waren van een al eerder gevonden, stekelloos type. Wellicht betreft het hier een af te splitsen soort. De centrale celwandknobbel bij de (vooralsnog) als Cosmarium bireme gedetermineerde kleine, gladwandige Cosmarium blijkt sterk variabel in omvang, dus niet altijd even geprononceerd. Ton Joosten vond driekantige zygosporen van deze soort. De door Koos Meesters waargenomen (en vastgelegde) Cosmarium humile var. tristriatum (Borge 1913) kan als nieuw voor de Nederlandse flora worden opgetekend. Cosmarium boitierense, nog maar vrij kort geleden opgemerkt als Nederlandse sieralgsoort, werd in de visvijvers regelmatig waargenomen en is in ons land wellicht minder zeldzaam als aanvankelijk gedacht. Cosmarium spec. 1 is mogelijk identiek met Cosmarium pseudoprotuberans var. kossinskajae (Krieger & Gerloff 1965), een taxon dat echter herbenoemd of opnieuw beschreven dient te worden. Cosmarium pseudopyramidatum zoals waargenomen in de Ronde Vlaas vertoonde een zwaar gescrobiculeerde celwand. Niet duidelijk is in hoeverre dit kenmerk bij genoemde soort varieert of dat het hier om een aparte soort gaat.


Peter Coesel
Amsterdam, 11 juli 2008